402 j. f. martinet
\V. a winschoten, die voor ruim
honderd jaaren leefde, heeft er ons,
in zynen Zeemandit volgende van
gezegd: "Grondysnaar het gevoelen
van den gemeenen man, is Tsdat, als
het fel begint te vriefen, uit den
grond opfchiet; maar het is met dit Ts
geheel anders gelegen: want dat kan
niet kyndat er in het begin van de
vorst Ts op den grond kan leggende
reden is klaar: om dat hoe dieper on
der Water, hoe lydelyker de koude
is (ik beroep my op de ervaarendheid
der Zeelieden); en hoe minder koude,
hoe minder vorst; hoe minder vorst,
hoe minder Ts; en derhalven foo be-
iluit ik, dat dit zo genaamde Grondys
op eenegants andere wyze voortkomt:
te weeten, dat het fuiverlle, en dien
volgens het foetfle gedeelte van het
Water, allensjes door de koude eenige
ïyvigheid, of, zo de Philofoophen
fprecken, eenige conJi(lentie begint te
krygen, en dat zulks gants niet ge
merkt zynde, zo lang het Ts de ge
daante en by naa de zelve klaarheid
heeft van het Water, de oorzaak is,
dat de Luiden meenen, dat gefien wor
dende, uit de grond is komen opfchie-
tenj