heb, naar welke men by het affchafifen van
het begraven der doodenin Steden en
Kerkenzich inhetbefchïkken van eene
algemeene begraafplaats buiten de Stad
zonder bezwaar van de Kerken en by-
zondere Perfoonenzoude kunnen re
gelen, heb ik langen tyd gedagt, dit in
m\ne plaatsoffchoondoor de wet-
geevende magt, de affchaffing van de
oude gewoonte 'er niet zynoch koo-
me, in te voeren op deeze wyze: dat
men zich met een genoeglaam aantal van
byzondere Perfoonenmin en meer ver-
moogende, vereenige; dat die in de op
richting van zulk eene begraafplaatsie
der naar zyn vermoogenvrywillig lust
te dat men de befchikking daar van te
faamen regeleof een of meer van dien
daar toe uitkiezeenhetzelve in orde
gebragt zynde, men aan de Kerk en
deszelfs Beltierders om nietof op eeni-
ge te bepaalen voorwaardenter fchade-
loos ftelling, zoo als naar den itaat der
Kerk'gevonden zoude kunnen worden,
overgeeve, om verder te handelen, als
in het voorfchreeven plan voorgefteld
is, behoudens ieder dier vereenigde le
den een of meer gravennaar rato zy
gecontribueerd hebben; dat men dan
Zich
32 J. D. V. LEEUWEN, OVER DE