pligt, die plaatfen te gebruiken, wel ke door de Magiitraat der Steden daar toe beftemd zyn.Indien men het zeer wel ingerichte Kerkhof in het Duin, op den Scheveningfchen weg (een plaats, welke Plato zelfs zoude goedkeuren) uitzonderten eenigewelke buiten de Provintie Holland gevonden worden, zoo zyn 'er geen andere begraafplaatfen aanweezigals voor de Joodenen die in de Gasthuizen zyn overleden: zondert nochtans die uitwelke om de Kerken der Dorpen gevonden worden; welke men, met geen recht, voor begraaf plaatfen houden kanwelke aan de Ste den toebehooren. Dit gebrek aan begraafplaatfenbui ten de Stedenverftrekt zeker tot fchan- de, vooreen wel ingerichte Republyk, en voor ecne Natie, welke zoo zeer roemt, verlicht te zynen abuifen te verbete ren ja dit ftelt de beste en weldcnken- fle Ingezeetenen buiten flraatom mede te werken om de dooden, buiten de Steden, te begraven; men wordt dus genoodzaakt, zyne dooden, aan welke befmettelpke Ziekten ook gedorven, binnen de Kerken te begraven, of ten minden op Kerkhovenof Bolwerken, binnen de rnuuren der Steden befloten daar BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 323

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 145