daar dikmaals een zeer kwaade beftiering omtrent dezelve plaats heeft. Die be ftiering ziet men niet zelden toever trouwd aan een Officiant, welke 'ereen gemaldyk leeven en een goéde ruime jaarwedde van heeftdeeze dus houdt 'er weder een knegt open die knegt heeft wederom andere knegts welke zulk een gering inkoomen hebbendat men door fteekpenningen hen gemak- lyk totlykdieven maaken kanwant hon ger is een fcherp zwaard. Deeze flegte beftiering doet elk een afkeerig zynin fommige Stedenom op de Kerkhoven -te begraven; niet alleen dar men de ly- ken uit de eigene gravenbinnen wei nige uurenverplaatst in den gerneenen kuil, (of zulks met, of zonder töeftem- ming der Regeering isweet ik niet) maar zeer fpoedig de kisten openbreekt, de fpaa in de Ijken fteekt (ik heb het zelf gezien), en de noch naauwlyks verrotte lichaamen onder de kluiten weg bergt; dit gaat zelfs zoo fchandelyk, dat, voor eenigen tyd, een bicekers - hond van zeker Kerkhof, met een doods hoofd waar al het vleefch noch aan was in den bek 'er mede door de Stad liep het geen onder het gemeen eene groote opfchudding:, en dat niet zonder rede, ver- 124 CORNELIS TERNEOVER DE

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 146