388 c0rn2lïs terne, over de mét veel bygeïoof noch befinet isvoor al omtrent het begraven der dooden. Dcc ze oorzaak, uit bygeïoof en ver keerde wanbegrippen gebooren, is ja, mede ook al eene redewaarom fom- mige onnoozele menfehen hunne doo den in de Kerken plaatfenen tot het begravenop de Kerkhoven buiten de Stedenniet wel kunnen overgaan doch dezelve is geenfms van zoo veel aanbelang, dat als het de Overheden waarlyk ernst isom het begraven in de Steden te doen ophouden, dezelve niet gemaklyk uit den weg zoude te ruimen zvn. Ik geloof, dat zoo 'er geene andere oorzaaken plaatshadden, deezeredenen geen of weinig invloed zouden hebben in ons Gemeenebest, om het zelve te verhinderen; en verftandigeOverheden en Mzgi ftraaten zouden jure merito zich aan dergelyke grollen en dwaasheden niet ftooren. Wy zyn, ik beken het, vry gevogten Nederlandersen eeuwig zy het oppek- weezen gedankt; als mede prins wil- lem de eerste, die waare Vader des Vaderlands; en de Burgers van dien tydwelke ons zulks verzorgd hebben ja elk Burger en Ingezeeten heeft by de grond»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 210