zaaken: maar van ons lichaam zal niets meer te vinden zynen zoo 'er noch iets van onze beenderen is overgebleven niemand zal dezelve kunnen ondeiTchei- den. Ik zoek de beenderen van uwen Vader pnilippuszeide diögenes tegen Al exander, (welke Hem op een Kerkhof ontmoette), by die van mynen knegtmaar ik vind dezelve niet om dat zy alle gelyk zyn. Welke ver- fehillendheden kundige Befchouwers ook aantreffen in de beenderen,(want een kies of tand van een kaakbeen past in geen duizend andere kaakbeenderen naauw- keurig), wy moeten met diögenes uit roepen: zy zyn alle gelyk, op 't uiterlyk ge zicht.Waar toe dan dat bygeloovig en fchadelyk begraven in de Kerken langer aangehoudenen zich dwaaslyk bekom merd voor de verflrooijing der deelen De wyze en aanbiddely.ke Voorzie nigheid zal het ietswaar uit wy weder zullen voortkoomen, zonder onze zor gen wel in zync almagtige hoede nee- men en ten geene dagendoor zyn al- vermoogende hand, zoodanig een ver klaard lichaam 'er weder uitformeeren, het welk voor eene Eeuwigheid vatbaar zyn zal.En wat aangaat: om de her innering des doods in de Kerkendoor xxr. psjsi» N de BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 193

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 215