tenom in de Kerken te begravenkun
nen betaalen.
Niemand kan onbekend zyndat men
van alle eeuwen een onbegryplyke
pracht en ftatie gehouden heeft, met
het begraven der dooden. De gewyde
zoo wel als de ongewyde Schryvers gee-
ven zulks genoeg te kennenen alle
ceremonien van Heidenen, Romeinen,
Grieken, Jooden en Christenen, van
voorige eeuwen zoo wel, als van te
genwoordige tydenzyn hier van zeke
re getuigen, dat met het begraven der
dooden altoos een ydele pracht en hoog
moed heeft vergezeld gegaan; ja het
verbranden der doodenwas volgens
Tacitus, alleen eene eerwelke men
aan heerlyke Mannen deedt, wier as-
fche men onder prachtige Gedenkftee-
nen bewaarde, ka rel degroote
verboodt zulk eene pracht op doodftraf,
met deeze woordenwanneer iemand
het lichaam van een overleden menfch
naar de wyze der Heidenendoor de vlam
ine zal hebben doen verteerencn de been
deren tot asfche verbrandenzal met den
dood gejlraft worden. Misfchien zullen
onze nazaaten ook noch zulk eene ftren-
ge wet krygenom het Kerkbegraven
te ft uiten.
N 2 Het
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 195