2l8 AANHANGSE'L OVER. leerden opgegeevenweinig of geen overreeding op 't gemeen gemaakt hebben, en derhalven, dat op de meeste plaailênniemand daar toe overhelt; maar in tegendeel, dat het gemeen, zoo 't aan hunne keuze vierde gelaaten, zich daar tegen verzetten zoude, altans niet geree- delyk verkiezende dooden buiten de Kerken in de opene lucht te begraven. Dit doet den Schry- ver oordeelen, dat de eerfte groote hinderpaal, tegen eene betere wyze van begravenmoet ge zocht worden in het niet genoeg •verlichtie en overtuigde Gemeen't welk geen de minfte poo ging aanwendt tot verandering, of eenige gene genheid daar toe laat biyken. BI. 9. hekvey, Nopens de twee Foor waar den, welke de Heer Hwvey vorderde, en in de Aant. (m) op bi» 9. en to. gemeld zyn, wordt opgemerkt, ten aanzien der eerfte Voorwaarde: Als 'er zorge gedragen wordtdat zy [re we ten de begravenislen der Lyken in de Kerken] geen hinder kunnen doen aan dc grondftagen van het Gebouw. Dat zulk eene zorg noodzaaklyk zy Dit toont het voorbeeld van Hillegondsbêrgeen uur van Rotterdam, daar men ïn'c jaar 1764. ontdekte, het fcheuren der muuren en zakken der pyldar en van het fraaje Kerkgebouw, W an- neer *t by onderzoek bleek, dat de Doodkisten onder de pylaaren en muuren door, waren be graven zoo zelfsdat fomraige kistenbuiten en-binnen de Kerk bevonden werden. Dies men, met gelukkig gevolg, alle vermogens te faamen fpande, om eene geheele inflorting van dit Kerkgebouw voor te koomen. Ën wat de tweede Voorwaarde belangt: Vat de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 240