334 A ANIIANGSEÏ, O V E R haalde my een Leeraar in eene voornaame Va~ deriandfche Stad, dat men des Zaturdags mor gens ten 4 a 5 uuren een menfch begraven had, die aan de Waterzucht geftorven was; dat uit de kist cenige droppels» onder het draagennaar het graf» gevallen waren j dat men de Kerk cm den ftank te doen verdwynen den geheekn ylag had geluchtdat dezelve echter des Zon dags morgens, noch zoodanig (lonk, dat ge melde .Leeraar» by het vroeg inkoomenzulks aanftonds riekte, en den koster op ttaande voet by zich deed koomen, hem vraagende van wat Lyk uie ftank was, - en waarom hy de kerk niet had gelucht? De man betuigde zyne onichuld, zeggende, terwyl hy de nog zichtbaare blyken der droppelen uit de kist gelekt aan den Leeraar aanweesdat hy niet alleen den geheelen Za- turuag de Kerk had open gezet, maar ook dien morgen reeds ten vyf uuien dit gedaan had, maar dat de ftank daar door niet te overwinnen was. Co?, c or dia res &c. BI 14. Gewoonte hunner Voorouders. Ge woonte is eene aangenoomene wyze, om iets te doen of te lyden; en is dus goed of kwaad, naar raaate de zaak, die men gewoon is te doen, goed cf kwaad is. Doch als de gewoonte, 'tzy goed, 't zy kwaad, eens is ingeworteld, wordt zeals de tweede natuur; zy houdt vast, en de menfch is 'er niet ligt van af te brengen. Ovi- dius fchreef: Nil confuetudine niajus Niets gaat de gewoonte te boven. En Augustinus Vtucere confuetudinem dura est pugna. De ge woonte te overwinnen is een harde ftryd. Het begraven binnen de Steden en Kerken on zer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 246