DE BEGRAVINGE ENZ» 22$ P 3 be- 7yke niet overreed is. De Schryver van Hoe teer gy enz, laat zich dus uit: Aan wien is 't onbe kend, dat het luisterrykfte Pronkftuk van de Waereld, zoo verachteiyk en aizienelyk wordt, na zynen dood, dat de overblyvende huisgenoo- ten, wel dra bezig zyn om bederf wederitand biedende middelen by de hand te r.eemen. Ja zoms genoodzaakt worden, vroegtydigdendoo- den te dpen kistenom alle onheilen voor te koomen? Intusfchen de dag der begravinge is daar, welke by veelen meer dar. te lang wordt uitgefteld; wanneer niet zelden door de Lyxdra- gers en Doodgravers, op dientyd, de naaste by het Lyk zyndeal fchoon de kist wel is bezorgd echter noch eenige voorziening moet worden gedaan, om de onaangenaams reuk te voorkoo- men of liever af te weeren. Men nadert aile gs- kens tot aan het Grafhet Lyk daalt in de groe ve der verteeringe; het bederf klimt ten top,de vlugge uitwaasfemingen der verrottinge kunnen naauwiyks beteugeld wordenmaar dringen door de kist als 't waare heen, uitwyzensderzei'er gewaarwording; het mulle zand of iosfe aarde is niet vermogend dezelve tegen te houden; de reeten s fplesten en fcheuren der aaneengevoeg de zerken of tegels zyn als zoo veeie ontiasrbui- zen, om deeze rottige uitvloeifes, in en met de Dampkringlucht der Kerken te vereenigen, te helmetten, en de fchromelykite gevolgen voor de menfchen te doen ondervinden l 'ie onaan- genaame vunzige reuk, dewelke men voor a! in geflootene Kerken aantreft, overcmgt ons ge- noeglaam, dat 'er fcnadeiyke en rottige deeltjes, uit de Graven opgefteegen, aanweezig zyn» Wie weet hoe meemg roeulch 'er daaglyks het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 251