234 aanhangsel over. hunner nabeftaande in eene andere ker k gelegd wierde. Loutere onkundedwaasheiden dwaaling, uit eerzugt. Wordt iemand al eens daar van overreed, ras fpringt men te rug; men heeft zich nader bedacht, men wil niet byzon- derzyn, Vader, Moeder, Broeder enz. ja'tge heel geflagt is in die ééne Kerk begraven. Deeze moeten nu niet minder eer hebben, De Schry- ver brengt tot voorbeeld een geval aanhem in 1784. bejegend, daar kinders, die zelve be nodigd waarenmeerder onkosten voor hunne reekenïng naamen, op dat Moeder evenals Va- der fchoon het graf vol was, zoude begraven worden, in dezelfde kerk; wel in een ander graf, maar met dezelfde Statie. De Hovaardy in het begraven der dooden, is zoo doorgedrongen, dat de meeste Ingezete nen van eenig vermogen het verre beneden hun nen ftaat en fatfoen zouden oordeelenals men wilde onderwindeniemand hunner nabeftaande buiten de kerk te doen begraven. Men rekent het begraven op een kerkhof, als eene verachte- lyke zaakeene Ezels begravenisten minften een doorflaande blyk van Arm en behoeftig te zyn. Wy ftemmen toedat aan eenen deftigen Bur ger ook eene deftige begraving toekoomt, maar veele waanen, dat eene eerlyke begravenis al ken beftaat in de pragt en pompe, die'er mede vergezeld gaat. Maar wat baat die pragt en kostbaarheid den dooden Wat voordeel heeft 'er de Ziel van? en welk nut het Lichaam? of wordt de ftaat van één van beide 'er wel iets door gebeterd? Evenwel'wil men lieverfomtyds kleinodiën verkoopengebrek iydendan aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 256