n
A N T \V O O R D
VRAAG:
MR. JOH.DID. VAN LEEUWEN.
1 zedert eenigen tyd is de fchndelyk-
beid en het ongepaste van het be
graven der Lyken, binnen de Steden en
Kerken meer dan voorheen opge
merkt en die nadeelige gewoonte in
verfcheide Plaatfen en Ryken, buiten
onze Republykte keer gegaan enafge-
fchaft Geleerde Lieden in ons Vader
land hebben ook niet nagelaaten die ge
woonte 5 als fchadeiykfchandelyken
xzt. a e k r„ A 2 haa-
OP D
Dewyl de fcbadelykheid der begravenisfenbinnen
de Steden en Kerkenten vollen bcweezen en vry
algemeen erkend is: welke zyn de verfcbitlende re
denen dat die nadeelige gewoonte in deeze Repu-
blyk blyft fland grypen; en welke zyn de bests
middelenom dezelve te doen ophouden
DOOR