DE BEGRAVINGE ENZ. 239 open lucht niet laaten begraven, of bevel gee- ven» om zulks te doen, wanneer zy zelve uit dit leven zullen weggenomen zyn. Zou men zich niet mogen vleijen met grond, wanneer eenige door eigen voorbeeld voorgingen, dat mindere en eindelyk het gemeen fpoedig volgen zo li Ik zeg meer, zoude men zich daarvan niet mogen verzekerd houden De [choonjie ge- legendheden hebben zich ter affchaffing dier kvvaade gewoonte onlangs opgedaan; ik meen in de persloop van 1779 te Harlingen en elders, 't Gemeen ftond ten vollen in het denkbeeld van de zekerheid der befmettinge, en dus was de kans a'ilergunftigstom dat denkbeeld, ("waar of vaifch, dat doet niets ter zaake), zichten nutte te maaken, en de begravenisfen buiten de Stad, te beginnen. Maar wat is doch daartoe aangewend? Te Nymegen heeft men (zoo ik wel onderrecht ben) deeze zaak, voor de persloop van 17S3reeds in overweeginge genooroen maar my is onbekend, waarom de Magiftraat zulks heeft laaten fteeken. Dezelve had mede in dat jaar 1783toen de ziekte in de Stad ge» v/eldig woedde, alle aanleiding, om zich die gelegenheid ten nutte te maaken; en't gemeen zoude ongetvvyffeld weinig tegen gefparreld heb ben. Dan v/at is in dien allergunttigften tyd daar toe aangewend gaan de berichten zeker dan is die zaak niet eens in bedenkinge gekoo- men. De Waarheid dringt my verder te gaan De eerfte pooging der Regeeringen moest wezen by alle gelegenheden hunne afkeuring te too- nen van de Begravenisfen in de kerken, en de Burgers ftil laaten beduidendat zy met reques- ten behoorden op te koomen om de affchaifing te

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 261