7. Wanneer de Maan alleen tot 5 gra
den en wanneer verder van de
Ecliptica afwykt.
8. De Periodifc-he en Synodifche om
loop der Maan, en hoe die ver-
fchillen.
9. Hoe een Knoopsömloop en Punts-
omloop in tyd verfchillen van den
Keerkringsömloop der Maan. (7>)
11. Of'er in een lopend jaar, of een
ander Eclipfen zullen zyn; zoo ja,
hoe veelwanneer en waar.
12. Of de invallende Eclipfen aan de
Zon of aan de Maan zyn zullen
of die grootof weinig moeten zyn,
en of ze ten noorden of ten zuiden
van den /Equator zichtbaar zullen
zyn.
13. Den ouderdom der Maanofhoe
veel dagen fints de nieuwe Maan
verloopen zyn.
15. Dc
SÏARREKUNDÏGE MAANWYZER. 255
10. Waar, in den Dierenriem, of in
welke Hemelsteekens enStarrebeel-
den alle Nieuwe en Volle Manen
des jaars zullen invallen,
34. De Phafes of Schyngeftalten der
Maan.
(0 De woorden Period, Synod., Puntsomkop
linoopenvcrjie- en naaste-punt zal een Leerling uit;
myne befchryying nederwaanls gexoaklyk verftaan*.