ter flaaving, van het zelve zoo treffend
verhandeld is, aan het welke ik my dan ge-
draage,en dit ituk voor voldongen houde.
Doch wat het verdere van het voor-
onderftelde in de vraag belangt dat
naamlyk die lchadelykheid vrv algemeen.
erkend zoude zyn, zulks geloove ik
niet, dat zoo ruim zal kunnen toege-
flaan en voor onderlteld worden: im
mers zoo verre niet,, dat die erkentenis
genoegfaam zoude geweest zyntot het
affchaffen deezernadeelige gewoonteof
wel het daarom juist te verwonderen
zoude zyn,datze noch niet afgefehaft is.
En dus word ik als van zelfs geleid tot
het opgeeven der redenenwaarom die ge
woonte van in Steden en Kerken te begra
ven noch al blyft /land grypenzoo der
zulkewelke 'er voor gehouden wor
den als welke het waarlyk zynwaar
van ik meendat wel eene der voor-
naamfte isdat de lchadelykheid van
deeze gewoonte in ons Land noch niet
genoeg bekend isen erkend wordt.
Wel is waar, dat veele Vorltcn en
Volken in Europa de-Lchadelykheid daar
van begonnen hebben te erkennendit
hlykt uk de affchaffing van dezelve op
zoo veele plaatfen. Doch veele anderen
blyven het oud gebruik noch behouden
3 J, D. V. LEEUWEN, OVER DE