300 c: p: thuneerg 2. Zeer bruin en clonker van kleur. 3. Sterk bytende en brandende op de long, met een fmaak na by komende aan dien der Kruidnagelenzoo dat men hem zonder branden niet verdra gen kan, en zelfs, door het dik wilg proevende Tong als velleloos wordt. 4. Een wrangenbitteren of flymigen nafmaak hebbende. Zoodanig zyn de foorten van Kaneel wanneer die uit de Pakhuizen gehaald en tot vervoering geforteerd wordtby welke Commisfie ikgeduurende myn verblvf op Ceylonmeermaal en op verfcheide plaatfennevens anuere daar toe gefchikte Pcrfoonentegenwoordig ben geweest. Maar de geenen, die in de Bosfchen de Kancelboomen ter af- fchilling opzoeken, worden nog andere foorten van Kaneelboomen gewaarwier Loof wel veel overeenkomst met den echten heeft, doch die zy zorgvuldig uitmonfteren. Dit is het werk van de Kaneelfchillersin 't Cingaleefch Schja- liasen de Kaneel in 't algemeen Cu- run da genaamd. Dit Volk telt de vol gende foorten. Rasfe - Curundu of Penni - Curundu dat is Zoete of Honig - Kaneel Zy is

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 322