302 c: p: thunbero nceldus genaamdom dat de bast by het draaijen zich niet krult of op rolt maar plat blyft. Dit is Laurus Casfia (V). 7. Nica-CurwduKaneel met Bladen, die naar het Loof van Nicacol of Vi- tex Negundo zweemen; zynde, naa- melykLancetvormig of lang en fmal. Dit fchynt eene verfcheidenheid te zyn van Laurus Camphor a Buiten deeze zeven Soortentelt men 'er nog driewelke zich merkelyk van de echte Kaneel onderfcheiden. Men kan ook in den eerften opilag ziendat dezelve niet biliyk te rekenen zyn tot de Kaneelboomen. Ik heb daar van maar de eerfte gezien: de overige zyn zeer zeldzaam en groeijen flegts in des Ko- nings gebied. 8. Caturu -Curundu Doom - Kaneel» Dceze is van een geheel ander geflagc als de Kaneelboom, en de Schors fmaakt niet het minfle naar Kaneel. De (c) Dit fchynt de Boom van de Catfia Lignea niet te zyn, als welke, gelyk bekend is, ook op gerold voorkomt, en, zo wylen de Wel Ed:Hcer raderm a Cher my fehreefniet op Ceylonmaar op Malabar groeit, hebbende de Vrugten wat lang werpiger; gelyk zyn Wel Ed: my dien Bast gezon den heeft, als ook een Wilde Kaneel van Malabar den Reuk en Smaak van de gewoone Kaneel naauw- lyks hebbende.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 324