over de kaneel 303 De Bladen gelyken geenszins naar Lau rierbladen, en de Takken zyn ge doomd of met fteekels voorzien. 9. Mal-CurunduBioemen-Kaneel(om dat de Boom altyd bloeit, doch geen Vrugt geeft). 10. TompGï'CurunduDrieblad-Kancel waar van de Bladen zich aan de tip in drieën verdoelen zouden. De Kaneelboomendie gefchild wor den zyn tot dus verre grootendeels in Bosfchen wild gegroeidzonder eenige behandelingen groeijen nog alzojade Europeërs hebben geloofdop de ver zekering der Cingaleezen, dat goede Kaneel dus altoos van zelf moest voort komen en dat geplante niet echt zou zyn. Natuurïyk wordt de Boom ge zaaid door de Ceylonfe Aakflersdie, de pitten der rype Eesfen loozende, de zelve dus hier en daar in de Bosfchen voortplanten. Derhalve vernielde men die Vogels niet, maar liet ze broeden, en dit achtte men tot de deugd der Ka neel het meeste toe te brengen. Zulk vooroordeel heeft geduurd tot omtrent den jaare 1770, wanneer de tegenwoor dige Gouverneurde Heer iman wilh. falck, in 't klein de proef nam van den Kaneelboom door konst aan te kwee- ken,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 325