natuur verfchiltnooit kan Hy zelf an ders, op eene volmaakte wyze, 'er omtrent werkzaam begrepen worden. Wanneer wy eindelyk Gods oneindige Wysheidzonder welke Hy ook nimmer iets doet, of ergens omtrent verkeert of verkeeren kanin de bepaalingichep- ping en beftiering deezer Schepfelen in aanmerking neemen, in zoo ver Hy door de beste, nuttigde en kortfte we gen hen het een en ander doet genieten dan volgen uit al het gefielde, deeze vier gewigtige Waarheden: dat alle de Schepzelen in eene gelukkige gefteld- heid moeten verkeeren;— dat hunne ge- aartheden moeten verfcheiden zynom te beter aan Gods oogmerken te kun nen beantwoordendat die verfchei- denheid zelfsvolgens Gods oneindige Wysheidop alle mogelyke wyzen'er onder moet plaats hebben;en ein delyk, dat 'er in die verfcheidenheid, orde en overeenftemming tot die verhe vene eindens moet gevonden worden. Als wy nuhet geen wyuit het van yooren Qa prioriberedeneerde, tot ons oogmerk hebben afgeleidop een zeer gering gedeelte der Wereld, onze aar de, toepasfelyk maaken, dan moeten buiten twyffel de vier voorgeftelde zaa- ken DEN DOOD DER. DÏERE5& 31<g

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 341