320 h: van ben itespel over.
ken, in het Dierenryk gevonden wor
den: want daar zy voortvloeijcn uit
Gods deugdenmoeten zy niet ail een
in een groot gedeelte; maar zeifs in het
allerminfte van dit heelal plaats hebben.
Dat zulks zoo isbevestigt ook de on
dervinding.
1. Aiie Dieren verkeeren byonsineene
gelukkige gefteldheidonze aarde
befehouwd in haare betrekking tot an
dere Werelddeelen, is door haaren
afïtand van de ZonMaan en Star
ren; door haar licht, warmte, be
weging; door de vloeiftof, welke
baar omringt; door haare vruchtbaar
heid enz. eene gefchikte verblyfplaats
voor alle dierenalle vinden zyop
en omtrent haar, alles, wat tot hun
onderhoud noodig is, zoo dat zy in
een vollen overvloed leeven en al
les genieten, daar hunne geneigthe-
den naar uitgaan.
2. In alle Dieren ontdekt men ook de
grootfte verfcheidenheid: fchoonalle
in het byzonder verfchillen en ver-
fchillen moetenzoo oog ik hier al
leen op de verfcheidenheid der zoor-
ten, welke onze natuurkundige Zaa-
menftelzcls en Kabinetten ons leeren
en het is door deeze geaartheiddat