i-sen wel tot iedere zoort van huntot
ieder dier zelfsen zulks allesniet als
op eene verftandigewyze,overeenkom-
ftig zyne verhevene eindens.£n het
zyn deeze gewigtige en beweezene rege
len, welke wy ons hier geltadig voor
de aandacht moeten houden. Deeze
leeren ons, i. dat, na dat de Heer alle
leevende Dierenvolgens zyne oogmer
ken en hunne vatbaarheideenige goed
heid betoond hebbezy dan ook allenks-
kens noodwendig moeten Itervenzal
Hy ook goedheid aan hunne nagedach
ten ook naar deezer hunner vatbaar
heid en tot die zelvde eindenskunnen
fchenken: want deed Hy de eerlte in
leeven blyven, verder vermeenigvuldi-
genof niet vermeenigvuldigendenaar
de de zeende luchthoe uitgebreid
ook, zouden ze niet kunnen bevatten;
behalven dat zyom hunne innerlyke
geitellen, zoo hier al gelegenheid toe
wasaan alle plaatfen niet zouden kun
nen verkeerenook was 'er dan voor
deeze alle geen genoegzaam voedfel:
en zoo kon het Opperweezennaar het
bellek deezer aarde, geen genoegzaa-
me goedheid aan de jongere gedachten
betoonen; de ouden zouden het deezen
ook zeer lastig maakenen 'er kon niet
X 3 an -
DEN DOOD DER DIEREN. 325