326 h: van den hespel over
anders dan verwarringondergangver
derf uit ontfraanis dan de ondergang van
de eerfte voor de laatften, geen blyk
van de grootfte goedheid
2. Dat 'er veele Dieren in de driery-
ken zyndie alleen door het bloed,
vleefch of andere deeien hunner mede-
fchepfeien, of door allen deezen ge
voed worden, is allen bekend: een
voedfel, dat wy te vooren aanmerkten
dat zy 5 om hunne natuurlyke gefield-
heden, volftrekt niet kunnen mislen,
zullen zy niet van honger ftervennim
mer voortteelen. Is het nu geen goed
heid dat hun Heer den ondergang van
veelehwelke 'er toch volgens zyhe be
paaling moest plaats hebbendaar toe
gefchikt heeft is het niet oneindig wys 5
dat Hydoor dit eenvoudig middel
deezen de kennelykfte blyken zyner ai-
genoegzaamheid en zorg fchenkt.- Het
is waar, men kan hier denken, indien
de Schepper der Natuur hunne lighaa-
fhen zoo gefchapen hadt, dat ze tot
hun onderhoud alleen kruidenplan
ten, wortels, vruchtennoodighadden
dan behoefden de eerften niet te fter
ven Doch dan zou volgenof dat onze
nardeeven als in 't voorige gevalgeen
geiioegzaamen voorraat van ip.yzen voor
hun