hun konde uitleeverenen zy dus van honger zoude moeten fterven. Die iets van de ontallyke meenigte der Dieren kent, en hoe veele milliöenen van de zelve alleen door bloedvleefch enz. van hunne rnededieren gevoed worden ziet hier niet een ontebovenkoomelvke zwaarigheidof 'er zou volgendat 'er zommige zoorten dan geheel wierden uit geroeid doch wie merkt nietdat in 't eerfte gevalde Heer niet alleen zou ophouden van voordeezen goed lezyn, maar veel eer als wreed voorkoomen en in 't laatfte gevaldat dan ook zyne goedheid, zorg, werkzaamheid haar tot een minder, aantal zou bepaalen; en Hy kon zoo de grootfte trap van liefde nooit betoonenHy was zich zeiven ongelyk en zoude zich dus verloochenen. 3. Indien cindelyk in een derde geval cénige zoorten, die op andere aafen, niet weder de flagtofters wierden van eene derde zoortvoor weiken zy ook tot voedfel zyn, wat zou het gevolg weezen Dat zy zeivenendoor de voortteeling, ook hun geflagt eindelyk alle die zoorten, welken hun aas zyn, geheel zouden verdelgen, waar door deeze laatfte zouden ophouden voor werpen van Gods goedheid te zyn.- X 5 En DEN DOOD DER DIEREN. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 349