.334 h: van den hespel over vooi* anderen Hoe vervuld zou onzen dampkring niet zyn van alle deuitwaas- femingen van tienduizenden van milli- oenen lykenin alle plaatfen Hoe on bruikbaar onze wateren? De wind, de loop der waterenkon 'er ons wel wat van bevrydenmaar zouden intusfcheri ook middelen zynwaar door die uit- waasfemingen,die verdörvene deden, van elders aangevoerd, ons benaamvdenzoiï dit danDm alleen van de lucht verder te fpreekendezelve niet geheel onzui ver maak en, en verpesten? Wat zou het zyn op plaatfen daar men uit traagheid de grootfte dieren niet onder de aarde delft? Zou het een en ander onsleeven niet in het uit erft e gevaar brengen Zou den 'er niet duizenden menichen frerven zeker flervenwierden dee ze, wierden ook onze lykenniet door die allernut- tigfte dieren verfïonden? Een weinig nadenkens, en eene vergelykingvanmy- ne ftelling met de proevenwelke men thans omtrent de gephlogisteerde luch ten, zoo nuttig in het werk ibelt, be vestigen deeze meening volkomen. En om het te brengen daar het behoort: Eoe onbegrypelyk goed zyn Gods be- ftleringen dan niet voor het menfche- lyk geflaeht, die door alle leevendenen doo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 356