bedek beantwoord heeft, en Hy ftelt paal aan die gunstbewyzenof Hy ont houdt ze dezelve, dan kan Hy nooit gezegd wordenwreed of onbarmhar tig te zyndewyl Hy dan niet anders doet, als dat liy zyne oneindig wysbe paalde goedheid iiihoudt, en dit doet Hy alleen als Hy de Dieren laat om- koomen.Had Hy ze niet gefchaa- penen dus die bepaalde maat van gunst bewyzen niet gefchonkcnzou Hy hun dan niet minder goedheid betoond heb ben'? Zeker ja, daar Hy dan nu zulk eene bepaalde maat hier van fcbenkt, en die op zekeren tyd inhoudtis Hy immers daarom niet van onbarmhartig heid te befchuldigen Maar aan de andere zyde, de Heer beliefde, naar het aantal zyn er gunstbe wyzen welken Hy aan ieder dier Schep zelen zou fchenken(en wie kan hier aan twyffelen, die zyne wysheid eerbie digt) hunne vatbaarheden te bepaalen. Hy fchonk daarom een ieder een lichaam en eene zielalleen gefchikt voor zulk een aantal goedheden, als Hy voor hun in dit leeven verordend had; daar dan deeze nu genooten zynzoo zou een langer verblyfin dit leeven hun niet tot genoegen kunnen ftrekkenal- DEN DOOD DER DIEREN. 337

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 359