28 J. D. V. LEEUWEN, OVER DE fchikking van myne Overheid niet al leen maar ook en vooral aan het al gemeen nut: wanneer derhal ven dit openbaar isen de Overheidwiens pligt het voornaamlyk is, het alge meen belang haarer ingezeetenen verre boven dat van byzondere perfoonente Hellendit daarom gebiedtben ik ver- pligtte gehoorzaamen. Zyn 'er niet menigte van voorbeelden in de Rechts geleerdheid die veel fterker zynen nochtans aan de Overheid het recht gee- veniets te doendat ook in fchyn tegen een, my aangeboren of verkre gen recht ftrydtby voorbeeldzyn alle goederen, die iemand bezit, niet zyn eigendomwaar over hy de volko- mene beftelling heeft? Immers ja: dit lceren de Rechten. Doch is dit in zulk eene volkomenheid altyd waardan mag hy, die ook verteerenverkwisten enz. zy zyn toch de zynenmaar neen: zoo dra dat gefchiedt, en hy een verkwister wordtdan wordt hem de beftelling daar over, door de Over heid, ontnoomen, en anderen tot be ft: orders over dezelve aangefteld; dit vereischt het algemeen welzyn: daar het Gemeenebest 'er aangeleegen ligt dat niemand zyne goederen misbruike; ei>

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 50