en het byzonder behing, op dat eene kwaade beftiering en verkwisting geene droevige uitkoomst voor hem, en de zynen hebbe. Derhalven is dit zooin die en diergelyke gevallenwelke ik noch meer zoude kunnen aanhaalenhoe veel te meer mag en moet dan de beftel- ling der Overheid in het voorhanden zynde gevalplaats hebbendaar zy door zulke eene hervorming, voor den dienst van Godvoor de Kerken, voor de Steden, voor zich zeiven, voor Vrouwen, voor Kinderen voor Ouders voor Naastbeftaandenja voor het gantfehe Volk zorgenen de nadeden tegen hun leeven en gezondheid afweeren kan(?). Dus zyn ook dieen dergelyke rede nen, ongegrond, hoe wel zy echter, met anderen intusfehen de beletfels blyven waarom men niet fpoediger tot eene algemeene hervorming, over gaat. Waar van ik denkedat mede oor zaak isdathoe zeer ook het noodzakc- lyke der hervorminge moge aangetoond en by fommigen begrepen zyn'er tot hier toe noch geene middelentoerei kende genoeg om eene hervorminge meer algemeen te bevorderen, in het werk BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 2<) co KLUIT, c. I bladz. 107.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 51