dan hebbe zy ook noch wel toe te ziendat dezelve niet eerst voor den geringcren en minvermoogenden flegts beftemd werdenmaar dat de Aanzien- lyken des Lands den minderen met hun voorbeeld voorgaanwanneer 'er meer hoope zoude zyndat zy door den ge- ringeren gevolgd zullen wordenen al- zoo allengskes het begraven, in Ker ken en Stedenuit het gebruik raaken. Ik wil wel toegeeVen, en ben'er niet tegen, dat, gelyk 'ertusfchenAanzien- lyken en GeringenRyken en Armen in het leeven onderfcheid isen zyn moet, (dit vereifcht de welgeregeldheid eener Maatfchappy)dat ook alzoo in het begraven der dooden eenig onder fcheid mag fland grypen, hoe wel noch aanziennoch eeriemand nadaalt in het graf. Doch ik kan niet zien, dat zulks zoo zeer aan de byzonderheid der plaats verbonden behoeft te zyn. Het onderfcheid, dat men inbegraaf- plaatfen in de Kerken in acht neemt, is ook zoo groot niet. Eenen minder burger begraaft men daar naast eenen Aanzienlykerendoch de meer behoef- tigen en Armen op de Kerkhoven. En zulk of dergelyk onderfcheid alleen zou de men ook kunnen behouden, op de in BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 85