§6 c. kayser antwoord over die 'er zoude plaats hebbenin de ver* meerderinge van gebouwonderhoud en alle noodwendighedenindien het getal tot twee, drie f vier ofte meer honderd men- fchenmogte opklimmen Wy zouden van gedagten zyn, dat, door dezelve Opperbedienden, het gedicht in orde zoude kunnen gediri geerd worden, qf fchoon ook het ge tal van gehuisvestentot twee hon derd aangroeide; de eetzaal, de keu ken, de apotheek, de linnenkamer, het wascbhuis en de bakkeryezullen mede daar toe noch genoegfaam ruim zynmaar deeze eerfte bykoomende honderd vorderen flaapplaatfenvoor gezonden en zwakken; een werk- of gemeen-vertreken verdere kleine dependances. Hier toe zou een ge bouw, van vier en vyftig voeten lang- te, en agt en twintig voeten breedte, binnensmuurstoereikende zynhet welke wy, by wel overdagte gleuze, (gefteld dat het zelve eene Rez de Chausfeëen eene laage Etage daar bovendient te hebben) zouden fchatten, met alle zyne vereischten, voor vyftien honderd en vyf en feven- Jig ponden Vlaams, te kunnen gezef :wor-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 108