168 J. F. MULLER ANTWOORD Laaten wy de buitenlandfche Com mercie van Zeeland, voor welke de lngezeetenen op Holland betrokken worden, en de Negotie, die zy met Holland en de andere Provinciën voert, eens bepaalen op twintig Milli- oenen guldens. Laaten wy ftellen, dat de fchade op de Wisfel, na het jaar 1747, geweest zy één half per Cent; en het verlies der handeldryvende ln gezeetenen zal Jaarlyks een Tonne Gouds geweest zyn. Deeze fomma bleef zoo lang in Holland, tot Zee land daar voor goederen zond. Wil men dit verlies niet ten laste van de Negotie brengen, men reekene dan, dat Zeeland, na de tweede Verhoo- ging der zilvere Ducaaten, reeds hon derd duizend guldens minder aan Pro ducten opleverde. Hoe veel is nu niet de fchade, daar het different op de Wisfel 2* per Cent verlies bedraagt? En zou men de zaak wel vergrooten, indien men helde, dat de handeldry vende ïngeseetenen van Zeeland, in plaats van 20, wel 50 Millioenen op ge melde wyze omzetteden? Ik geloof neen. Deeze verandering in den prys der Munt;

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 188