6 C. KAYZER ANTWOORD OVER
wy eerst de plaats, om zulk een ge
bouw te (lichten, te bcpaalen. Deeze
zoude (onzes erachtens) moeten zyn in
den Ei lande van Walcheren: als zyn-
de de zetel des beftuurs van het groot-
fle deel van Zeelands zeevaart, en leg
gende het naast aan de beste Recdo
van die Provirtie; niet te zeer afgele
gen van de Koofdftad: op dat 'er uit
het Eooge Collegie ter Admiraliteit,
tilt de Vergaderingen der Oost- en
Westindifche, ais mede van de andere
Maatfchappyeneen oog van waak
zaamheid voorzorge en liefde op het
zelve zou kunnen geworpen worden
en dus dicht onder de befchermendè
vleugels der brave Leden, van die zoo
aanzienelykeals nutte Vergaderin
gen; aan een pubiioque weg, om den
Vreemden te doen zien, dat alhier ook
verdienften, van allerlei (laghoe ge
ring (ómtyds by veelen gelicht, of-
fchooa in zich zeiven wezentlyk zeer
groot, niet onbeloond gelaaten maar
den nyveren Zeeman, met een liefdaa»
dig onderhoud, belchonken worde; en
tevens om het vertoon van zulk een ge
bouw te doen ftrekken, tot aanmoedi
ging en troost der wel geringe, maar