170 J. F, MULLER ANTWOORD Het is dus voor den Koopman het welfdeof menhet different op de goederen, dan wel op de Cours der Geldfpecie wil gedecorteerd hebben, maar Zeeland moet dat verlies, om die Verhooging draagen, en hunne in- landfche Standpenningen, voor dit dif ferent, zoo lang misfen, tot zy daar voor goederen kan geeven. De derde Verhooging op 53 Hui vers, volgens Placaat in dato 8 Maart 1762, door de Heer en Staaten van Zeeland, is gefchied, om voortekoo- men"dat de Ryksdaalders niet als een Negotie-penning buiten de Pro- vincie gevoerd wierden; dat zy we- gens het goed allooi en zwaarte niet mogten verfmolten worden; dat de hooge prys van de Munt-materiaa- lenen de Conjunctuuren des tyds dit noodzaakelyk maakten". De eerfte reden hebben wy op bh 165, reeds beantwoord. De tweede redenwegens het verfmeltenop 52 Huivers, koomt ons byna onmogelyk voor. Ondertusfchen kan de Souve- rain wel eens in omftandigheden we zen, dat Hy de ware reden van het factum niet kan, of niet goedvind aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 190