188 J. F. MULLER ANTWOORD dende directie van de Casbankzoo als deeze in Art. I. van de Ordonnantie be- fchreeven wordt, eenigzinste verande ren. In dit eerfte Articul wordt aan alle Ingezeetenen toegeftaan, inde Bank te mogen brengen al zulke Penningen Speciën enz., als zy zullen goedvin den. Onder deeze Muntlpeciën heeft men, volgens Art. VII, te verftaan, dat de Inbrenger vryheid heeft 5 per Cent dubbelde Stuivers, en 25 per Cent Schellingen te mogen voegen. En offchoon het uit de Ordonnantie niet blykt, of zoodanige Paijementen op reekening van Zwaar-Bankgeldof op reekening van Cas-Bankgeld aangeno men wordenmeenen wy nochtans te durven ftellen, dat dit alleen voor de Casbank mag gefchieden. De verandering zou dan hoofdzaake- lyk hier in beftaandat menna de Re ductie van de Ryksdaaldersin de Cas bank geene andere Muntlpeciën moest aanneemen, dan Drie Guldens, Daal ders, Guldens, Goudguldens en zelfs Zeste-halvenom dat deeze laatllen, over het algemeen, meest inlandfche zynen doorgaans zoo Courant als Goudguldens in den Koophandel aan- ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 208