deezen wegdeelde in elkanderens
lydenen verdrukkingwas men ook
blyde met den b lyden. Hier van zal
ons ftraks een fterk fpreekend bewys
van zelvs in handen koomen.
Men ziet hier uit, hoe gemeenfchap-
lyk de Kerk-gemeentens met eikande
ren handelden: dan men begrypt
te gelyk, dat om deeze onderlinge
gemeenfchap te onderhouden, den
dienst van menfchen, van kerk-leden,
noodig was.
12.
Om brieven van berichtaan de on-
derfcheiden kerkente doen toekoo-
men, gebruikte men zomtyds nstyi y
Foetloopers (t), die men niet onvoege-
lyk zou kunnen vergelyken by die
boodfchapperswelken, zoo drukt
zich de Heer nieuwland (u) uit,
O 5 on-
GELEN DER ZEVEN GEMEENTEN. 217
Sn.
(t) ignatii Epist. ad polycarp. C. VIII. Patr.
Apost. Tom. II. pag. 42.
Cu) p. ni euwland Uitlegk. Vertnaal'lykha D.
bi. 524. Schoon de geletterde Kerk-leeraar daar
fpreekt van andere boodendan hier bedoeld worden.