deel van paulus tweeden brief, aan de Corinthifche gemeente, vertoont 'er ons een zeer voldoende fchets van. De Kruisgezant maakt daar melding van eenen Broederdie door de ge meenten van Macedonië verkooren was (xsipoTovYjStic; plechtig met opfteeking der handen verkoozen was, gelyk de ouderlingen hand. XIV: 23.) ver kooren om met paulus de liefdegaven op te faamelen* Hv zegt, dat deez Broeder loj had in het Evangelieen, met noch een' anderen Broeder, die in datzelfde liefdewerk verkeerde, eene Eer van Christus was, en dus bei den voorwerpen der liefde en hoog achting waren van de Gemeenten, zoo te Corinthusals in geheel Achaje. Hy noemt dit tweetal braave Mannen Kxccrtokoi tav èmO-Yicim apostels, ge zanten der gemeenten. Wie ziet hier niet uit het aanmerklyk gezag,— het blinkend character, het moei- lyk maar verheeven werk, benee vens de uitgeftrekte hoogachting van deeze Kerk-gezanten? En vooral! wie tast niet met handen de volkomen pvereenkoomst van hunnen naam met dien, CELEN DER ZEVEN GEMEENTEN. Sip

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 239