v duischte woorden van dien Cartha* ger Ouderling), fchenkt maandlyks of wanneer hy wil, of zoo hy maar wil en kan een' maatige almoes. Deeze almoefen zyn als wechgeleg- de fchatten der liefddaadigheid, en worden bedeedom de armen te voeden. Zyn 'er dan die tot de Myn-werken gedoemdof op eilanden gebannen zynof in gevangenisfen kwy- nenzoo het maar ter zaake van den Godsdienst is, worden zy voedfter» lingen yan hunne belydenis." 26. Dan een genegen hart en milde hand was niet genoeg. Zou de geban nen of gevangen Christen het genot daar van hebben, het moest aan hem bezorgd, uitgedeeld, en tot zyn mees te verkwikking worden aangelegd. En door wien kon dit beter gefchieden, dan doorKerk-genooten, die inliefde? getrouwheid, moed en verftandige God zaligheid uitblonken; die de Gemeen ten verkooren en afvaardigdenom de noodlydenden te bezoeken, en by het reukwerk hunner liefde-gaven te voe- P 5 gen, GELEN DER ZEVEN GEMEENTEN. 233

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 253