244 van laren °v£r de en''
33-
EjndelykDe 'AyyiXci ray hcO.rr
cm koomen by johannes voor, als
In zich de ganfche Gemeente verbeel
dende, en met dezelve uitmaakende
éénZedelykenperfoon. Het is bekend,
dat fommige der uitleggeren van oor
deel zyn, dat deeze Drieven aan de
Gemeentenanderen, dat zy aan der-
zelver Engelen gefchreeven zyn (v).
Dan beide deeze gedachten konnen
Zeer gemaklyk vereenigd worden
wanneer men noch den Engel of Ge
zantnoch de Gemeente, te veel in het
afgetrokken befchouwt; maar beide in
onderlinge betrekking op, en als één
lighaam met elkanderert uitmaakende.
Dit koomt ook overéén, met de denk-
wyze van die tyden. Men befchouwde
toch, reeds van den morgenftond des
Christendoms, en Gemeenten, en
haare Opzieners in dat licht, en merk-
teze aan als één lighaamwaar van het
gevolg was, dat wanneer een Brief,
door een' Opzienerals zoodanigen ge-
fchree-
(v) Vid. j. v. o. iionert Disfert. Jpocaiypt. Quh~
ia, XI. fep.