J. Z. VAN LAREN OVER DE EN* daar op iets, het geen ten tyde van johannes plaats hadte konnen bou wen? De echtheid van de Brieven, waar uit ik de opgegeeven berichten ontleende, voor onderhiel ik, als toe reikend door groote Mannen bewee- zen. Ik merke hier alleen maar aan, dat het geen wy by ignatius vinden, omtrent de Gemeenten van Ephe* Jus (a), Smyrna en Philadelphiezoo naauw- (a) EP he sus. De Heer r. schutte Heilige Jaar boeken I. Deelbl. 380meentdat het ondericheid der Ephefifche gemeenteten tyde van johannes en ignatius zóo aanmerklyk groot isdat de Open- baaring van johannes lang voor ignatius tyd en wel onder nero, moet gefchreeven zyn. En zeker het geen die nu Zalige Geleerdeuit de Vide en IXde Snede van igna.tius Brief, daar aanhaalt, ftrookt niet wel met het geen door johannes van deeze Ge meente getuigd wordt, ignatius zegt, ter dier plaatfe dat de Ephefers naar de waarheid leefden dat zy Steenen waren van 's Vaders Tempeldat hun Geloof hen naar hoven leiddeen de Liefde hun ten weg na ah god verfirekte. Hoe veel verichilt dit van dat verwytopenb. II4 'Er moet zeker in dien tyd, tusfehen johannes en den Antiochener Bloedgetuige, eene allergelukkigfieomkeering in dee ze Gemeente hebben plaats gehadin dit opzicht. Dit mcene ik ook uit den Brief van ignatius zelfs van ter zyde te konnen opmaakenen wel dat dit niet lang voor hy dien fchreef, gebeurd is. Reeds in het hoofd van zynen Brief zegt hy van hun "MifiviTui 0VTS5 Qsts ava^a-rvp^TavTe; ev cruy- ymwj spyov rehstus d. i. Zynde Navol gers

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 272