270* Mattheus 9: 59. 5. Want wat is lig- telijker te zeggende zonden zijn uvergec- ven ofte te zeggen (laat op cnde wandelt 6. Doch op dat gij moogtweeten, dat de Zoon des Mcnlchen raagt heeft op de Aar de de Zondeirte ver- gecven(doe zeide hij toe d-cix gei-ntvUt-n) haat op, neemt uw bedde op, en gaat heenen naar uw hpis. 7. Ende hij opge- ftaan zijndeging heenen naar zijn huis. 8. De fchaare nu [dat] ziendehebben haar verwonderden- de God verheerlijkt, die zoodanige magt den Menfchen gegee- ven hadde. Marcus 2: 914. 9. Wat is ligtelij- kerte zeggen tot den geraaktende zon den zijn u yergeeven; of te zeggenftaat op en neemt uw Bedde ken op ende wandelt? 10. Doch op dat gij moogt weetendat de Zoon des Menlchen magt heeft, de Zonden op de Aarde te ver- geevcn (zeide hij tot 11.//' zegge uhaat op ende neemt uw bed dekenop, ende gaat heenen naar uw huis. 12. Ende terftond ftond hij opende het beddeken opgenomen hebbendeging hij uit in aller tegenwoordig heid. 1ËV ij. zoo dat zij haar alle ontzet tedenende ver heerlijkten Godzeg gende wij hebben nooit zulks gezien. Lucas 52328. 23. Welk is ligte lijker te zeggenuwe zonden zijn u vergee- ven ofte te zeggen, Haat op ende wandelt? 24. Doch op dat gij moogt weetendat de Zoon des Menfchen magt heeft op de Aar de de Zonden te ver- geeven(zeide hij tot den o*ernafcterO Ik zegge w, Haat op, ende neemt uw bedde ken opende gaat heenen naar uw huis. 25. Ende hij ter- Jlond voor haar op- Jlaandeende opge nomen hebbendehet geene dapr hij op ge legen Kaddeging heenen naar zijn huis, God verheerlijkende 2<j. Ende ontfettin- ge heeft haar allen be vangen en zij ver heerlijkten God, en fier den vervuld met vreezezeggendewij hebben heden ongeloof lijke dingen gezien. 9. jfefus van daar voortgaandezag een Mensch in het Tol huis zitten genaamd Mattheusende zeide tot hem, volgt mij, en hij opftaande volg de hem. 13. En hij ging we derom uit naar de Zee, en de geheele Schaare kwam tot hemen hij leerdeze. 14. Ende voorbij gaandezag hij Levi [den zoone] Alphei zitten in het Tolhuis, ende zeide tot hem volgt mij, en hij op ftaande volgde hem. 27. Ende na deezett ging hij uiten zag eenen Tollenaar met naame Levi zitten in het Tolhuisen zeide tot hem, volgt mij. 28. Ende hij alles ver laat endeftond op en volgde hem» Maf*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 291