binnen Capernaum gekoomemende het ivierd gehoorddat hij in huis was. En de terjlond vergaderden [daar] veele alzoo dat ook zelfs de [plaatfen] omtrent de deure [haar] niet meer konden vatten ende hij Jprak het woord tot haar. Waar op dan het brengen van den geraakten volgt. Zoo is het ook bij Lucas H. 5: 11 16, was de reiniging van den melaat- fchenwaar na Jefus in de woes tij ne vertrok en [aldaar] bad. En dan laat hij volgen vs. 17. Ende het gefchiedde in een dier dagendat hij leerdeende daar zaten Pbarizeen en Leeraars der wet, die van alle vlekken van Galileen ende Judea en Jerufalem gekoomen wa ren, ende de kracht des Heer en was [daar]om haar te geneezen. Daar op meldt hij het aanbrengen van den ge raakten. Dewijl nu Mattheus alreeds te voo- ren, H. 3: 1—4, de reiniging van ee- nen Melaatfchen had geboekt, welke in het weezen der zaake, met het ver haal van Marcus en Lucas, veel over- eenkoomst heeft, zoo blijkt duidelijk, indien dit geval het zelfde is, dat dan S 3 de SCHIJNSTRIJB IN MATTH. IX! I--2Ó. 277

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 299