xninge der EuangelistenIs mij voor- gekoomen, overvloedig toereikende tot oplosüng der geopperde zwaarig- heden. <5. 27. Doch de zeer geachte Schrij ver der H. jaarboeken heeft eenen anderenfchoon niet geheel Nieu* wen (1) weg, van overeenftemming in- geüaagen, als zijnde reeds door hie- ronymus betreden. Welke weg, in de ineefte opzigten, juut het tegenge(lelde bevat, van het geene ik ter oplosüng der geopperde zwaarigheden hebbe voorgedraagen, &P4 a. 's GRAVEZANDE OVER EENE 28, gaan ook zij gefchiedhet geen Mattheus van heiden te gelijkbij den uitgangverhaalt. Zoo is het ook met liet verhaal der vsrlochenir.ge ■van Jefusdoor Petrusdit leest men bij eikanderen Matth. 26: 6975, Mare. 14: 6672 en Lucas 22 5562doch niet op dezelfde plaats ftaande bij Lucas vroegerdan 'bij Mattheus en Marcus. Ter, wijl Johannes van die allen verfchilten de eerde en laatfte verlochening niet onmiddelijk op eikanderen laat volgen, maar tusfehen heide 'verhaalt, H. 18: 1527, het geene inmiddels voorviel. Hier bij zoude men konnen voegenhet geen de Heer schutte aanmerkt, ter oplosfing der ztvaarig- heidnopens de plaatzing van Johannes bezendinge aan Jefus; en het gefprek van Christus, met de afgezoin dene Leerlingen gehoudenbij welke gelegenheid zijn Wel Eenv.de verscheidenheid tusfehen Lucas en Mattheus uit dezelfde gronden vereffent. Zie H» JaarboekenII D. bl. 63 en 64, Q) Zie Not, (tQ,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 316