28. Schoon zijn Wel Eerw. den
grondregel der overeenftemminge van
de Euangelie verhaalen, te vooren ge
meld 6.), als zijnen derden grondre
gel gebruikte, en dus ftelde (m): "dat
wanneer niet één of twee, maar
viervijf of meer gevallenachter
eikanderen in die zelfde orde, en
zonder eenig verfchil, dat men niet
zoude konnen vereffenen, bij meer
dan eenen Euangelist verhaald wor-
den, die ook voor dezelfde gevallen
te houden zijn." En fchoon zijn
Wel Eerw. ook erkent (n)"dat 'er
Jchijnt ook "Mik een volgreeks of aan-
eenfchakeling te zijn, in de geval-
lenvan de Geneezing des ge~
raakten; van de roeping eens
Tollenaars; - en van het gefprek
over het eeten met Tollenaaren, en
de vastendagen der Joodendoor
Marcus 2: 1—28, en Luc. 5: 17—39,
vóór de reis over de Gaiiieefche zee
gemeld: daar [van] men zeggen
zou, dat ze Mattheus verhaalt, na
die reis, Hoofdd. 9: 1—-17, iets dat
v zijn Eerw. oordeelt, met de zoo
T 4 even*
SCHIJNSTRIJD IN MATTH. IXI--£,(5.
(m) I D. bl. 407 en 408.
(nj Bladz. 409.