29s A. Ss GRAVEZANDE OVER EEME Marc. 4: 35, verge!, met Matth. 8: 16, en haar einde wordt bij hem, zoo wel als bij Mattheus, gehegt aan w het verhaal van Jaïrus, nopens zijn w dochterkenhet geneezen der bloed vloeijende vrouween het opwekken van Jaïrus kind, Mare. 5: 21—43, w vergeleeken met Matth. 9: 18—26. Daar bij is het (ten derden) zeer op» merkelijk, dat Lucas H. 8: 2256, hier dezelfde orde houdt in het ver- haaien, als Marcus. En het naauw lijks te denken is, dat zij beide de tijd- v» orde zouden verwaarloosd hebben in jj dezelfde gevallen; zonder dat men daar bij eenige reden kan bedenken." 30. Men zoude zich welligt ver? wonderen, dat Mattheus, door zijn Wel Eerw. gezegd wordt, te hebben gejehreevenMatth. 9: i1? —9, dat Jefus te NAZAret een en geraakten geneezen en Mattheus geroepen hebbe; daar bij hem gegeetenen de gefprekkenover dat eet enen het vatten, gehouden heb be; ja ook door jaïrus zoude moeten zijn aangefprookenaangezien men bij Mattheus, nopens Nazaret, na H. 4: 13, niets kan aantreffen. 31. Maar dit wordt opgehelderd als

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 320