30s a. *S cravezande over eene
eenigzins uit Matth. 8: 33 en 34, bij
tegenjlellingwant als men te rug ziet,
op het voorige van Mattheus, in het 8fte
Hoofddeel, was Jefus vs. 5—17, in en
bij Kapernaum, en van daar vs. 18
27, overgevaaren naar de andere zijde
der Galileefche zee, in het Land der
Gergefeenen, daar hij twee bezetenen
verloste van Duivelendie in de kud
de zwijnen, daar weidende voeren,
welke van de fteilte af in zee Horten
de, in het water ftierven. Het gevolg
wasdie de kudde weidden zijn ge-
vlugt, en als zij in de Stad (te weeten
der Gergefeenen) gekoomen waren,
boodfchapten zij alle [deeze] dingen,
ende wat den bezetenen gefchied was.
Ende ziet de geheele Stad ging uit Jefus
te gemoet(dat is de inwooners van
de Stad der Gergefeenen). En als zij
hem zagen, baden zij, dat hij uit haa-
re Landpaale wilde vertrekken(en
dus in hunne Stad niet kootnen) vs. 33
en 34. Waar op Jefus in het fchip
gegaan zijnde, voer hij over [de Ga
lileefche zee] ende kwam in zijne
Stad, (of zijn eigen Stad). VV elke
eigen stad van Jefus,"dus Jlaqt te gin