324 "a. 's gravezande over eene genooten, het daadelijk overlijden der dochter aankondigendeMaar dat Mattheus, alles kort behandelende, de geheele zaak in eens verhaalt; zoo, dat hij alleen het verzoek van den Overlten, en de reden daar van opgeeft, en zwijgt van de nadere boodichap door de Huisgenooten, dan zal 'er weinig ver- fcheidenheid overblijven. En mogelijk zoude eene naauwkeurige overweging der uitdrukkingen (g), in den grond- text (g) uitdrukkingen. Bij Marcus 5: 23, zegt Ja- ïrusto êvydrgióv (aa i%eu Verlta bij uitlnnting treavrov zich zelve(Zoo als men bij l. bos de Ellipji fiomhtumin e%eiv cum adverbia conftructopag. 36, meer voorbeelden vindt). Mijn Docht er ken heeft zich op het uiterst. De onzen vloeibaarder: is in haar uit er (ie. Maar Lucas verbaalt. II. 5: 42. Want hem was (of hij hadj een döchterken van twaalf j'na ren, uiidvrvj dTsêwirrnev(in imperfecta) en zij Jlierf Daar de onzen hebben vertaald: En deeze lag op haar fterven. Welligt, dat zij gevolgd hebben, bet Handfchrift van Cambridge, het welk beza pleeg te bezitten het geen leest diroèvyaxsiTct: Zij was ft erven de. Waar op dan de boodichapuit des Overltens huis koomcndeaankondigde ixsv Luc. 849of anéèuve. Mare. 5: 35. En zoo wil men ookdat Mat theus verhaal, H. 918, den Overlten, tot jef'us, nopens liet overlijden zijner Dochter, als reeds in den voorleden tijd gebeurdfpreekende zoude invoeren: Mijn Dochter is nu terftond geftorven. Dus hebben het de onzen opgevat. Maar zegt Mattheus dit wel? zijn verhaal voert den Overften in, zeggende: ij &uycLTvg p,a KgTt êréhevae- Nu merke ik aan. 1. Dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 346