SCHIJNSTRIJD IN MATTH. IX: 1-2(5. 325 text, doen befpeuren, dat het verfcbil van Mattheus verhaalmet dat van Marcus en Lucas minder isdan men uit onze overzettingein den eerften .aken; ja zelvs, dat Aangezien het fchijnt, dat als men Mattheus wel inziet, hij niet meer dan de andere Euangelisten zegt, te wee ten dat zijne dochter nu Jlierfof be zig was met Jlerveti. $.48. Hier uit zoude volgen. Dat 'er geen tijdverloop behoeft gefield te X 3 wor- zoude verdwijnen: <?{77 alleen zegt nuen aanduidt het tegenwoordige en niet bqhoeft vertaald te worden nu terflondals waare het reeds voorleden. 2. éréteveSf ftaat in den Aoristus primus of eerftcn onbepaalden tijdwelke niet alleen in liet voorledene wordt gebruikt, maar ooit in den tégenwoordigenden onvolmaakt enja zelfs in den toekoomenden tijdzoo als Vigerus de Idiottsmis L. Graecac. V. f. III. p.- m. pag, 136, onder anderen uit Matth. 3: 17, daar de Aör. 1 s'uSóxyc-cs den tegenwoordigen tijdik heb welbehagenaan duidt. En chr. STOCKius in Interpr. Gr. N. T. in Idiotjsmis Graeci textus C. IV. 67. p. ói, dit met voorbeelden ftaaven. Dus zegt agri èréhsvire, alleen mijne Dochter flerfi nu of is thans op het oagenblik bezig met Jlerven. En dan is liet verhaal van Mat theus juist het zelfde met Marcus en Lucas. Op dezelfde wijze dacht ook macknigiit in Comment. HarmonicaT. XXXV p. 295 et 296, in net. In agone verfaturof Filia mea jam Mor ttta estcoll. f. XXX. p. 260 not.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 347