schijnstrijd in mattil ix: 1--Z6. 327 aan het gefprek met Johannes Leerlin gen, zoo zal alles zonder eenige ver warring gevoeglijk in geregelde tijd orde konnen afloopen. 50. Dan, ik herinner mij te voo- ren 12., noch één Huk te hebben, overgelaatenhet welk nu derhalven een woord tot opheldering vordert. Het heeft opzigt op den Tollenaar dien Jefus riepen in wiens huis hij at Volgens Mattheuswas het Man heus zelf. Doch bij Marcus en Lucasis de Naam Levieen Zoon van Alpheus. 51. Ik heb reeds opgemerkt, dat fommigen deeze twee verfchillende naa- mentoepasfen op denzelfden man; zoo dat Mattheus ook Levi zoude hebben geheetendat dus Mattheus Vader Af pheus waare geweest, en hij een Broe der van Jacobus den Kleinen. Zoo den ken de meesten der gé enen, die deeze verhaalen voor dezelfde houden, 52. Maar anderenvoornaamelljk, die de jgevallen willen onderfeheiden houden Mattheus voor eenen anderen dan LeviEn Levi voor denzelfden met Lebbeus(een Apostel van jefus, ook Thaddeus genaamd, als mede Ju das, Jacob! Broeder), en dus een Zoon X 4 van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 349