grondbegïnzel van 't nat. recht. 351 den, om zulk eenen grond uittevinden (niet van uerpligtinge die rust op den wil van God, maar van bekendmakin genwaar uit men alle de ptigten konde afleiden. 'Er is veel gezegd, duidelyk voorgefteld, en vooral in deeze laatfte tydenbyzonder door eenen van der mar cic (c), perrenot (d), formey (e) en anderende zaak tot zulk eene klaar heid gebragt, die zeer veel lichts ver- fpreicft. Het lust my ook niet uitte- fchryven, het geen die kundige leids lieden hebben voorgefteld, maar ik ver zoek üegts eenige oogenblikkenom eenige myner bedenkingenover zulk een algemeen grond.beginfelwaar uit al le (c) fred. adolph. van der marck in zjuïë Re- devoering gehouden op de Academie tc Duisburg: 'de Online Univerjïen in eene andere de Fïmbus Ju- risprudënïiaeOptimhque ad eos ob'tinendds Mediis gehouden op de Academie: tGroningenAo. 1758 tien 12 December, wanneer hy tot 'Profesf. Juris Pub. Nat. et Gent. werd ingehuldigd. (d) In eene Verhandeling nopens hét' beginzo! waar door men tot kennisje van het Natnurlyk Recht Icoomtte vinden in het vyfde Deel der Ver handelingen van dc Hollandfehe Maatfchappy der Wetcnfchappcn te Haarlemen aldaar bl. 455. (c) Traité des Sources de Ja Moralete vinden achter het 3de Deel du Phiïofophe Payen van den Heer formey, eene Verhandeling die overwaardig is om gelezen te worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 373