grondbeginzel van 't nat. recht. 365 van het vorige niet verfchillen, maar befchouwt men het als eene beöordee- ling van het hart over goed en kwaad, dan zal dit oordeel uit andere bronnen moeten worden opgemaakt, en kan op zich zelve niet wel een beginzel zyn. 3. Veele zoeken het niet in eene infpraak, welke den Mcnsch inwendig leert, maar liever in iets, waar van hy uit befchouwinge zyner betrekkingen onderricht wordt; en hier verdeelt men zich. a. De eene vestigt zyn oog op den voorledenen ftaat des Menfchen, op denMensch, zoo als hy wezen moest, en geweest isin den (laat der regt- heidgelyk valentinus aleerti een Leipziger Godgeleerde wilde, en die voor al door thomas ros is aange rand (1); een beginzel, het welk gewis niet door de natuur wordt be kend gemaakten rechtheid door rechtheid verklaart. b. De andere maakt eene flelling opuit de befchouwinge der Menfche- /y- (1) thomasius Jurispnid. Div, Lib, L C, IP, Mg. 80 fe'qa.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 387