zou op zyn hoogst de pligten der Mem fchen, onderling tot eikanderen kun nen doen kennendaar wy echter ook aan andere dingenbuiten den Mensch, iets verfchuldigd zyn; de laat[le grond is deshalve de veiligfte, te letten op de geheele natuurop de orde van het heelalalle de betrekkin gen gadeteflaan, in welke men gefield is, en overeenkoomflig dezelve te le ven. Daar in ontdekt zich waarheid; het moet immers Gods wil zyn, dat de Mensch handele naar de inrichtingen Godsen bevoorderlyk zy aan deszelfs oogmerken; hetvoorftel leert ons aanflonds, in elk geval, de pligten kennen; daar 'er geen deugd of on deugd iswelke haare övereenkoomst met, of flrydigheid tegen de Godde- lyke oogmerken, niet vertoont; het leert ons de pligten kennen, in elke betrekkinge, waar in wy ftaanen zelfs in die orde, volgends welke wy in die betrekking zyn, tot God, ons zeiven en anderen. Het heeft zyne klaarheid, daar men alleen die orde behoeft te kennen, omtrent welken wy verkeeren, en die openbaar blyk- 372 H. ROYAARDS ALGEMEEïl

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 394